Dave Van Kann
Lector ‘Leren bewegen in en rondom de school’ lectoraat Move to Be | Fontys Sport en Bewegen
Een leven lang bewegen. Complex in al zijn eenvoud.
Voor sommige mensen is bewegen een feest, voor andere een kwelling. Dave Van Kann gaat terug naar de oorzaak van bewegingsarmoede. Dit is een maatschappelijk probleem dat we samen hebben gecreëerd en dus moeten we samen naar een oplossing zoeken. 1 op 2 de volwassenen voldoet niet aan de beweegrichtlijnen en dat is geen goede ontwikkeling. De combinatie van beweegarmoede en de zorgkosten die daardoor ontstaan is een zorg. In de basisschoolleeftijd voldoet 1 op de 3 kinderen niet aan de norm van 60 minuten bewegen en 3 keer per week spierversterkende oefeningen. Bij het voortgezet onderwijs is dit het geval bij 2 op de 3 kinderen. Dit lijkt een laag percentage, maar als je de aantallen erbij pakt betreft het enorm veel kinderen zo’n anderhalf miljoen kinderen. Voor jongere kinderen (voordat zij naar het basisonderwijs gaan) zijn er alleen beweegadviezen. “Reken uit wat er op den duur aan zit te komen… we moeten een antwoord bieden op de beweegarmoede.” aldus Van Kann.
Urgentie trigger
De urgentie trigger ontbreekt. Inzetten op bewegen is zinvol op het moment dat er nog geen problemen zijn en het als preventie dient. Het doel is om mensen in beweging te krijgen, houden en vooral te voorkomen dat er pas hulp komt op het moment dat bewegen niet meer (soepel) gaat. De gevolgen van bewegingsarmoede uit zich vaak pas 30 jaar later en door de jaren heen neemt de kwaliteit van leven stapsgewijs af. De bewegingsarmoede vertaalt zich zo langzaam dat het vaak niet wordt gezien. Hedendaags is sport en bewegen een gezamenlijk eigendom geworden waardoor de oplossing een complexe uitdaging is geworden, waarin samenspel van groot belang is.
Begin bij het begin
Op jonge leeftijd worden gedragspatronen gevormd, zo ook beweegpatronen. Daarnaast voorspelt het gedrag op jonge leeftijd vaak het gedrag tijdens het volwassen leven. Kinderen die op jonge leeftijd al motorische achterstanden hebben en te weinig bewegen nemen dit vaak hun hele leven mee.
“Jong niet geleerd is later zeker niet gedaan.”
Van Kann geeft ook aan dat als je echt verschil wilt maken, je moet beginnen bij het begin in plaats van later ingrijpen in het proces. Hij geeft aan dat er veel te weinig specifieke aandacht is voor goed leren bewegen in de eerste jaren in het onderwijs. Daarnaast groeien kinderen op in een omgeving die continu verandert en dus ook invloed heeft op beweeggedrag.
Complex
Van Kann pakt de plattegrond van thuis tot school en daarbuiten erbij om beweeggedrag van kinderen te beschrijven. Dit begint bij thuis, waar kinderen beginnen met kruipen en lopen. Er zijn verschillende factoren die beweeggedrag beïnvloeden zoals kinderen zonder tuin versus kinderen met tuin. Hieruit blijkt dat waar je wieg staat telt (zowel positief als negatief). Het is belangrijk om te kijken naar de interactie tussen de fysieke inrichting en de geboden ondersteuning in de omgeving. Na de eerste stappen thuis worden kinderen vaak ook blootgesteld aan familie (opa/oma) en de kinderopvang: beide plekken hebben een belangrijke functie in de ontwikkeling van een kind. Deze omgevingen zorgen voor een andere vorm van interactie en er gelden andere regels dan thuis. Er zijn wisselende patronen waardoor het moeilijk is om een lijn hierin te krijgen voor het kind. Vervolgens gaan kinderen naar de basisschool waar ze dingen leren en is er weer een bredere variatie in regels en activiteiten. Zo wordt er buiten gespeeld, ook na schooltijd, in de omgeving van de school. Kinderen gaan bewegen bij sportverenigingen, veldjes, parkjes, etc. en ook op deze plekken worden kinderen beïnvloed door hun sociale omgeving en gelden weer andere (in)formele regels en gebruiken. Later volgt het voortgezet onderwijs en wordt ‘het systeem’ nog groter. De enorme verscheidenheid aan beweegachtergronden waarmee kinderen in het voortgezet onderwijs binnen komen, stelt de docent Lichamelijk Opvoeding voor een haast onmogelijke taak het voor alle kinderen goed te doen.
Alles komt samen in eenvoud. In de mini ecosystemen (thuis, familie, school en buiten) moeten veranderingen doorgevoerd worden van element naar geheel. De school heeft de speciale aandacht van Van Kann. In de video’s die getoond werden, vroeg hij kinderen van de BSO naar hun ervaring met de lessen op school. De conclusie was duidelijk: Kinderen zijn niet gemaakt om stil te zitten.
Kubus
Wat is er bijzonder aan een kubus? Alle zijden moeten samen goed zijn om ‘de opdracht’ te laten slagen. Dit staat symbool voor effectieve beweegstimulering. Daarin is een brede focus op bewegen op school noodzakelijk: het bewegingsonderwijs, het bewegen tijdens de schooldag (reguliere lessen, pauzes), bewegen voor en na school (transport en aanbod), leerkrachtbetrokkenheid, en betrokkenheid van (groot)ouders en wijk. Als dat hele spectrum goed op elkaar is afgestemd, dan worden de contouren op elk vlak van de kubus duidelijker. Alleen dan wordt de beweegarmoede succesvol bestreden.
Van Kann gaf het project ‘KEIGAAF’ (ism Maastricht University) hiervoor als voorbeeld. In het project was de samenhang tussen onderdelen nodig om stijging in beweging van basisschoolleerlingen te krijgen. Een ander voorbeeld is ‘Gezond Kindcentrum in Beweging’ (ism Maastricht Sport) met hetzelfde patroon. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat het enorm belangrijk is om naar de samenhang tussen onderdelen te bekijken.
Verder geeft Van Kann rondom de kubus en de effectieve beweegstimulering nog enkele belangrijke uitgangspunten mee:
- Het kind centraal: wat heeft welk kind precies nodig en hoe herleiden we dat goed?
- Veranderen gedrag professionals: een kind meer laten bewegen heeft een verband met o.a. docenten, ouders, pedagogisch medewerkers etc. Beweegstimulering bij kinderen verloopt vaak via deze groepen. Zij moeten eerst hun gedrag veranderen om het gedrag van het kind te kunnen veranderen. Er moet dus op twee niveaus gedragsverandering plaatsvinden. De belangrijkste drijfveren van de professionals om gedrag te veranderen, moeten daarmee een belangrijke positie innemen.
- Vertragen om te versnellen: het loont om een stap terug te doen, te kijken wat er op alle niveaus speelt in plaats van direct in de actiestand (een kracht, maar dus ook een valkuil van beweegprofessionals), de rem erop en systematisch te werk gaan. Bij beweegstimulering is een lange termijn koers belangrijk.
De koers van Move to Be en het toekomstbeeld
De koers gaat niet alleen over het bijdragen aan praktijkgericht opleiden, maar ook het verbreden door de verbinding met andere sectoren dan sport en bewegen. Er is wederzijdse erkenning tussen onderzoek, onderwijs en werkveld nodig om multi- en interdisciplinair te werken. Net als oprechte erkenning en waardering tussen WO, HBO en MBO. De samenwerking tussen partijen kan het systeem veranderen. Meer bewegen op een rondom school vraagt een andere manier van denken: het gaat niet altijd om meer, maar om beter. Het lectoraat staat voor een leven lang bewegen, maar niet iedereen heeft dezelfde behoefte. De experts willen af van de one size fits all aanpak. Onderzoekers willen beter de contexten en samenhang begrijpen tussen bijvoorbeeld school en daaromheen. In het mechanisme zit het antwoord, niet in een specifieke interventie of product. Dat vraagt om anders denken en anders doen. Wanneer we de schoolsetting herdefiniëren tot schoolomgeving, wordt het veel logischer om oplossingen voor uitdagingen op school niet enkel op school zelf te zoeken, maar ook breder rondom de school. Professionals hoeven niet per se vanuit schoolomgeving te denken, maar bewegen kan ook in een speeltuin in de wijk (beweegvriendelijke omgeving). “Het is een balanceeract om mechanismen te doorgronden en een goede balans te vinden tussen wetenschappelijke evidentie en inzichten en behoeftes vanuit de praktijk. Sport en bewegen verbindt. Wij pakken de verantwoordelijkheid op om de noodzakelijke verbindingen aan te gaan waarmee we het jonge kind een actief fundament geven en bouwen samen aan een actieve toekomst. Een toekomst waarin een leven lang bewegen voor iedereen mogelijk is, al is het complex in al zijn eenvoud”, vertelt Van Kann als afsluiting van zijn presentatie.
Ceremonie
Na de presentatie installeerde Arian Steenbruggen, namens het College van Bestuur van Fontys Hogeschool, Dave Van Kann als lector ‘Leren bewegen in en rondom de school’ van lectoraat Move to Be van Fontys Sport en Bewegen. Van Kann nam trots het beeld in ontvangst. Daarna benoemde Linda Hendriks de passie, expertise en toewijding voor bewegen bij kinderen wat ze ziet bij Van Kann. “Mensen werken graag met Dave samen aan dit thema. De beweging die Dave wil stimuleren zorgt voor verbinding van mensen. Dave leek in eerste instantie een serieuze man, maar later ontdekte ik ook zijn humoristische kant.” Van Kann was onze ‘reisleider’ vanuit Eindhoven tijdens de reis naar Parijs die vanuit het lectorenplatform Sport en Bewegen werd georganiseerd. Linda Hendriks deelde hier nog een mooie anekdote over met alleen maar lovende woorden.
Na de ceremonie gaf Van Kann een woord van dank aan alle betrokkenen, van collega’s tot familie, ook aanwezig in de zaal. En daar eindigde de dag mee: de kinderen van Van Kann die een dag met de kinderen van WildWoozt hebben doorgebracht. De kinderen van de BSO deelden rubik’s cubes uit aan het publiek. Zo kan iedereen nog eens de gadget erbij pakken en nadenken over de kern van het verhaal. De kubus zal iedereen herinneren aan een bijzondere dag en de veelzijdigheid van het effectief stimuleren van beweeggedrag: de lectorale rede van Dave Van Kann op 30 maart 2023.